Fietsverbod voor vrouwen

Wil je niet terug?’ vroeg hij op een dag.
‘Ik kan niet terug naar een land waar mensen in paniek raken van een vrouw op de fiets.’
Fietsen was verboden voor vrouwen in het land van het Regime zonder Kleur. Er was geen duidelijke reden voor. Het verbod bestond, zoals vele verboden, om de mensen onder de knoet te houden. Het Regime zonder Kleur zei dat de traditie niet wilde dat er gefietst werd door vrouwen. Maar op welke tradities dan gedoeld werd, wist niemand. De fiets was nauwelijks honderd jaar oud. Hoe kon de traditie, die immers wel wat verder terugging dan een eeuw, dan tegen fietsen zijn? Had de traditie de komst van de fiets soms voorzien? Maar zulke kritische vragen werden door het regime van tafel geveegd. Wat dan wel te doen? Hun regels en besluiten voor zoete koek slikken. ’Slik al wat wij willen voor zoete koek,’ leek het regime te suggereren.’Daar is iedereen het beste mee af.’
Zo ook de fiets. Je hoefde maar naar het buitenland te kijken om te kunnen zien wat de fiets allemaal voor onheil had aangericht.
‘Welk onheil?’
‘Materialisme, geloof in de vooruitgang, feminisme, competitie en doping. De fiets is een onding dat de normen en waarden van een land aantast. Het is een transportmiddel voor bedorven groenten en dubieuze lieden. Een verspreider van pokken, botulisme en gevaarlijke ideeën. Kijk naar al die Chinezen op de fiets. Wat heeft de fiets hun gebracht? Communisme! En van alles en nog wat slechts.’ Vooral dat laatste baarde zorgen. Van alles en nog wat slechts. De fiets, kortom, werd verboden en er brak een periode aan van represailles jegens degenen die toch een rijwiel in bezit hadden.
‘En waren er dan toch nog mensen die een fiets hadden?’ wilde Malik van zij moeder weten.
‘Afgunst regeerde het land. Als je buurman jaloers was op het feit dat je dochter haar haar zo mooi in een staart had, kon hij je laten oppakken als je een fiets in de schuur had staan?’
‘En wat als je geen fiets in de schuur had staan?’
‘Dan hield je die waarschijnlijk verborgen.’
‘En hoe konden ze dat bewijzen?’
‘Doordat je geen fiets in de schuur had staan.’
‘Was er zo weinig voor nodig om een heel volk bang te maken?’
‘Die fiets is maar een voorbeeld. Maar inderdaad, bang als kippen waren we. Weet je wat het ergste was/
‘Nee.’
‘Er was helemaal niet zoveel animo om te fietsen. De meeste mensen hadden een hekel aan fietsen. Ons land bestaat voor het overgrote deel uit heuvels en gebergte.

 

Uit: ‘Laat het morgen mooi weer zijn’ van Abdelkader Benali, uitgeverij de Arbeiderspers, 2005