De angst dat anderen harder kunnen fietsen

‘Als je de wereld in het gezicht wilt blijven kijken, zul je met enige regelmaat de blik een paar uur gericht moeten houden op het achterwiel voor je. Anders draai je door. Je moet alles klein maken, om weer heel even het gevoel te hebben dat je de dingen in de hand hebt, dat er nog zoiets als controle bestaat en je de zaken kunt laten gebeuren, in plaats van dat ze zich voltrekken. Daarna kun je er weer even tegen.’

 

‘De grote angst van elke wielrenner, van prof tot toerkrabber, is de hongerklop, de fringale. De hongerklop is de stille dood. Wie een hongerklop krijgt, wordt moeiteloos voorbij gefietst door oude dametjes op weg naar het graf. Het is het ergste wat je kan overkomen. Je kop wil nog wel, maar je benen niet meer. Daarom moet je genoeg voedsel meenemen.’

 

‘De angst dat anderen harder kunnen fietsen dan jij, is slopend. Iedereen die voor het eerst met een nieuw groepje gaat fietsen, heeft dat. Bang dat ze je finaal uit de wielen rijden en dat je een loser blijkt te zijn.
Fietsen wordt door sommigen gezien als een voornamelijk fysieke bezigheid, maar dat is een groot misverstand. Psychologie is bij het fietsen dooslaggevend, net als in andere sporten waarbij je alleen bent en veel tijd hebt om na te denken. Je bent op de fiets in een voortdurende dialoog met jezelf verwikkeld en urenlang bij jezelf in therapie.’

 

‘Het grote probleem van urenlang fietsen is waaraan je moet denken. (…) op een gegeven moment vallen de gesprekken stil. Dan keert iedereen zich naar binnen. En van wat je daar aantreft, hangt het welslagen van de tocht af.
Je mag niet denken: wat is het nog ver.
Je mag ook niet denken: ik voel iets.
Je mag niet denken: ze gaan te hard.
Geen gedachten die je in een spiraal naar beneden duwen, waardoor je benen sloom worden.’

 

‘Maar je kunt toch het beste niks denken, met een leeg hoofd rondrijden, naar Verlichting streven en totale onthechting; een fiets voor je zien, erheen fietsen en denken: hé, ik ben er al, je benen stilhouden en in een zen-achtig mijmeren vervallen. Het vasthouden van het wiel moet je enige streven worden. Je moet de wereld klein maken, heel klein, je moet je doelen tot het uiterste versmallen, alles richten op één heel klein ding (‘ik laat niet los’) en dan lukt het soms. Maar soms denk je: stik de moord met die kutfiets.’

 

Deze citaten zijn overgenomen uit het artikel ‘De angst dat anderen harder kunnen fietsen’  van Bert Wagendorp, gepubliceerd in het Volkskrant magazine, 10 mei 2008.
De auteur heeft toestemming verleend voor publicatie op deze website.